Sint-Eloois-Winkel
Geschiedenis
 
Home - Vermaut - Wibac - Sint-Eloois-Winkel - Ledegem
Inhoud

A. Algemene Geschiedenis

1. De vroege periode voor 1747
2. De stichting van de parochie in 1747
3. Het landelijke Winkel van de negentiende eeuw.
4. Het moderne Winkel in de twintigste eeuw.
5. Wapenschild van de gemeente.

B. Ontstaan van Socio-culturele organisaties

1. De Katholieke Boerengilde
2. Middenstandsorganisatie
3. De Christelijke Arbeidersbeweging
4. Familieziekenbond Broederliefde
5. COO, de voorloper van het OCMW
6. De Socialistische arbeidersbeweging.

C. Ontstaan van belangrijke cultuurbewegingen in Winkel

1. Toneel
2. Muziek

A. Algemene Geschiedenis

1. De vroege periode voor 1747

De geschiedenis van Winkel werd eeuwenlang bepaald door de zeer belangrijke rol van enkele pachthoeven. Deze domineerden door hun machtspositie niet alleen het economisch leven, maar ze hadden ook de hand in juridische en administratieve organisatie van de leefgemeenschap. Winkel bestond uit twee heerlijkheden. "De Heerlijkheid de Terschueren" met een baljuw en 4 schepenen had haar zetel in de hoeve "De Groene Vierschaar", tegenwoordig de hoeve Vandemaele. De "Heerlijkheid van Scardauwe" had haar zetel in de hoeve "'t Groot Scardauwe", de huidige hoeve Vandevijver.

Grote pachters hadden reeds van in de Middeleeuwen een belangrijke inbreng in het dagelijks leven. In 1224 wordt in een oorkonde "'t goet ter Beurthe" vermeld. Daarin schenkt Mathildis van Honscote "het goet ter Beurthe" in volle eigendom aan het Cisterciënserkloorster van Moorsele. Aangenomen wordt dat het Beurtehof al veel vroeger als pachthoeve bestond. Een ligger van 1624 geeft echter nauwkeurige gegevens over de hoeve. Het perkamentvel beschrijft nauwkeurig de volledig omwalde hoeve, de toegangspoort en de nu nog bestaande waterput. Eveneens vermeld zijn de landerijen, een bos, een molen en een brede dreef met hoogstammige populieren.

In 1448 richtte Adrien Van der Gracht, Heer van Scardauwe, de Schardauwkapel op, de eerste kapel van de gemeente. Deze bevindt zich op de grens van Oekene, Izegem, Rumbeke en Sint-Eloois-Winkel.

De eerste vermeldingen van Winkel is te vinden in het jaar 1464. De tekst gaat over de "Kapel van Wynckel" met een priesterlijke benoeming: "Den 20 mei 1464 op voorstel van den abt St.Maartens te Doornik, bekwam... de eeuwige Kapellanie van O.L.V. gezeid Wincle onder Gulleghem." Deze kapel stond waar zich nu het jeugdcafe "Chaplin" bevindt.

2. De stichting van de parochie in 1747

In 1740 ijverde Jean-Baptist Mulle, Here de Terschueren in samenwerking met de prelaat van de abdij St Martin te Doornik voor de zelfstandigheid van de parochie. Na veel moeilijkheden waaronder processen voor het Hoog Gerechtshof te Mechelen en voor het Parlement te Douai, werd op 10/1/1747 de parochie Wynckel-Capelle officiëel door de bisschop van Doornik opgericht. Op 30/12/1748 schonk dezelfde Heer een perceel van 500 lands, ongeveer een halve hectare, voor de bouw van een kerk en een pastorij en voor de oprichting van een kerkhof. De kerkwijding kwam er op 27/11/1758.

Van 1748 tot 1808 stond een "beheerder van de parochie" aan het hoofd. De eerste echte burgemeester kwam er in 1808. De eerste pastoor werd in 1772 benoemd. In 1800 kreeg Wynckel een gemeentesecretaris en in 1806 werd de eerste veldwachter benoemd.

3. Het landelijke Winkel van de negentiende eeuw.

Uit de bevolkingsregisters blijkt dat Winkel in 1826, 2820 inwoners telde. In die periode was Winkel nog vrij bosrijk. Een groene gordel liep van het Heulebos tot aan de Bosmolens. In 1819 bleef daarvan nog 38 ha over (vandaag nog amper 10 ha).

Tot 1817 was men voor postbedeling op Kortrijk en Roeselare aangewezen. De veldwachter of een aangewezen bode deden de verplaatsingen. In dat jaar werd in Izegem een dienst ingesteld die tegen betaling deze taak overnam. Pas vanaf 1836 werd in Izegem een heuse Winkelse postdienst opgericht. Brieven werden door buren of vrienden gebracht of afgehaald in het kantoor te Izegem. Op 10/11/1880 werd in Winkel een onderpostontvangerij opgericht. Deze werd gehecht aan Wevelgem. Pas op 18/7/1911 werd er een heus postkantoor opgericht.

Van industrie was nog er maar weinig sprake. Ambachten en landbouw waren vrijwel de enige aktiviteiten. Er stonden 3 houten korenmolens: de Burtemolen, een molen in de Gullegemsestraat ter hoogte van de Cera en een molen in de Kasteelstraat. Rond 1830 wordt melding gemaakt van de "Steenen Stamkot Moulin" in de Gullegemsestraat. De Lindemolen, die toen nog als de Schepersmolen gekend was, werd pas gebouwd in 1920. Die molen werd in 1968 gerestaureerd en geklasseerd, doch hij verdween definitief (?) op 3/6/1971 toen een windhoos hem deed omwaaien.

Uit de lijst van de ambachten en uit het gegeven dat veelal twee gezinnen in een huis woonden kan aangetoond worden dat er geen grote welstand was. De grote kindersterfte was daar een bewijs van. Daarbij kwamen nog de slechte jaren 1845-47. De aardappeloogsten waren volledig mislukt door de plaag, die toen nog niet afdoend besteden kon worden. Daar bovenop kwamen nog aanhoudende regens die de tarweoogsten deden tegenvallen. Aangezien er toen nog geen sprake was van invoer van voedingsmiddelen, lagen die twee mislukkingen aan de basis van een aanzienlijke toename van het sterftecijfer. Met 402 overlijdens steeg het sterftecijfer in die periode 133 boven het verwachte aantal. Daardoor kan aangenomen worden dat toen meer dan 100 Winkelnaren stierven aan ondervoeding.

Het landelijke en vrome karakter van de gemeente zorgde ook voor een groot aantal kapelletjes. Het Sint-Jozefskapelletje in de Oekensestraat, het Steenbeekkapelletje, het kapelletje in de Groene Dreef en het hierboven beschreven Schardauwkapelletje zijn hiervan enkele voorbeelden.

Devotie leidde onherroepelijk tot bijgeloof. In het begin van de achttiende eeuw werd in Winkel gediend tegen de Koeke (gespannen hart en kortademigheid) en tegen de St-Eloois-nagels (een huidziekte). In het klooster werd gebeden voor St-Livinus tegen rheuma en voor St-Antonius tegen St-Antoniusvuur (zona).

4. Het moderne Winkel in de twintigste eeuw.

De ontsluiting van de gemeente kwam er vooral door de Winkelse Tram. Deze tram denderde met de nooit geziene snelheid van 40 km per uur voor het eerst door de gemeente op 11/4/1911. Het zou 41 jaar duren tot 7/4/1952 vooraleer "Koning Auto" de tram definitief zal verdrijven.

In het begin van de twintigste eeuw werden tal van socio-culturele organisaties opgericht. De boerengilde, de middenstand, de kristelijke en de socialistische arbeidersbeweging zijn hiervan de belangrijkste voorbeelden. Op 12/1/1926 werd de BGJG door 27 vaders opgericht. Tal van kulturele initiatieven zoals toneel en muziekmaatschappijen kwamen van de grond. Ook werd ten behoeve van de bevolking in 1920 een bibliotheek opgericht. In die tijdsgeest werden ook volkssporten in het verenigingsleven opgenomen. De oprichting van de duivenmaatschappij "Vrij en Blij" en "Winkel Sport" zijn daar levendige illustraties van. Volksvermaak kwam ook tot uiting in de typische straatkermissen van de Izegemstraat, de Kasteelstraat en Koekezondag in de Rollegemstraat.

Het verenigingsleven voor de jeugd ontpopte zich eveneens. De belangrijkste jeugdverenigingen waren de KAJ nog voor de oorlog opgericht in 1925, de KSA opgericht in 1945, de Boerenjeugd opgericht in 1951, de KJM eveneens opgericht begin jaren 50 en tenslotte de Chiro opgericht in 1961.

Na WO II was er een groot te kort aan woningen. Door het invoeren van bouwpremies konden kroostrijke gezinnen nu ook eigen woningen oprichten. De eerste aanvragen voor sociale woningbouw betroffen 7 woningen in de Kloosterstraat. Andere projecten zouden volgen. Privaatbouw en modernisering van handelswoningen werden eveneens gestimuleerd. Dat was ook nodig vant de bevolking groeide gestaag tot over de 3000 in 1951. In de tweede helft van de twintigste eeuw nam de sociale woningbouw een hoge vlucht. Samen met de inplanting van een ambachtelijke zone gaf dit aan Winkel zijn huidige vorm.

5. Wapenschild van de gemeente.

Hoewel Sint-Eloois-Winkel reeds sedert 1795 als gemeente bestaat, had de gemeente geen eigen wapen. De beslissing daartoe werd pas genomen op de gemeenteraadszitting van 20/2/1925. Het was de Edele Heer Karel van Reninghe de Voxvrie, deskundige in de heraldiek, die het wapen heeft ontworpen. Door een KB van 21/12/1926 werd het wapen dan officieel toegekend.

De ontwerper heeft voor de bepaling van het wapen rekening gehouden met de wapenschilden van twee heerlijkheden, waarvan de families vanaf de Middeleeuwen de scepter zwaaiden over Winckelcapelle. De eerste familie was de familie van den Clichthove van de "Heerlijkheid van den Clichthove" uit Gullegem. Omtrent het midden van de achttiende eeuw was deze heerlijkheid in het bezit van juffrouw Johanna van den Clichthove. Zij speelde een belangrijke rol in de oprichting van de parochie en in de bouw van de kerk, waarvan zij de eerste steen legde. De tweede familie was de familie van der Gracht d'Eeghem van de "Heerlijkheid van Scardauwe". De laatste baron van deze adelijke familie, Edgar van der Gracht d'Eeghem, heeft korte tijd voor zijn overlijden het verlangen uitgedrukt, dat het wapen van zijn familie door de gemeente "Winkel-St-Eloi" zou worden overgenomen.

De beschrijving volgens de termen van de heraldiek, luidt als volgt:

  • Gedeeld.
  • Links in zilver een keeper van keel (rood), vergezeld van drie mereltjes zonder bek noch poten, van sabel (zwart), dit komt uit het wapen van van der Gracht.
  • Rechts in zilver drie graszoden van sinopel (groen), hetgeen komt uit het wapen van van den Clichthove.

Een voorstelling van het wapenschild is te vinden op mijn homepagina.

B. Ontstaan van Socio-culturele organisaties

1. De Katholieke Boerengilde

Uit het bestuur van het Vincentiusgenootschap, dat voornamelijk uit boeren bestond, vergaderden vanaf 1904 een groep mensen 's zondags na de hoogmis. Het doel was geld in te zamelen om sociale behoeften te lenigen. Uit die groep mensen ontstond de Boerengilde. Op 23/6/1904 werd een stichtingsvergadering gehouden in het Oud Gemeentehuis. Rond bezieler Jules Oost werd een kleine kern gebouwd. De onderlinge paardenverzekering in 1906 was de eerste konkrete verwezenlijking. Het was meteen een schot in de roos. Niet alleen Winkelse boeren maar ook boeren uit alle omliggende gemeenten kwamen zich verzekeren. Samen-aankoop en de aanschaf van een met stoom aangedreven dorsmachine zorgden voor een snelle groei van de organisatie. Dit leidde in 1907 tot de oprichting van de Raiffeisenkas, de latere CERA.

WO I zorgde voor een tijdelijke onderbreking, doch in 1920 werd de draad opnieuw opgenomen. De onderlinge brandverzekering werd hiervan de exponent. Op 26/9/1920 werd toegetreden tot de Belgische Boerenbond in Leuven. De gilde werd hiermee volwassen, waardoor het ledenaantal gestaag groeide tot 55 leden in 1930. Een nieuwe vlag in 1932 moest daarvan het bewijs leveren.

Een nieuwe onderbreking kwam er met WO II. Onder impuls van pastoor Hemeryck werd de gilde opnieuw aktief in 1945. De gilde groeide steeds verder. Ook de technieken werden verder ontwikkeld, met als meest spectaculaire de kunstmatige inseminatie in 1970.

2. Middenstandsorganisatie

De middenstandsorganisatie werd opgericht op 19/11/1925 en kreeg Katholieke Burgersbond als naam. In het lokaal 't Gildhof aan het dorpsplein werden Camiel Oost als voorzitter en Albric Grimonprez als secretaris verkozen. Het lokaal werd verplaatst naar Sint-Hubert tot in 1947. In dat jaar werd de beweging vernieuwd en omgedoopt tot het huidige NCMV. Het nieuwe lokaal werd het Vleeshuis, de latere Middenstand. De nieuwe voorzitter werd Hector Sabbe en de nieuwe secretaris Theophiel Maertens.

In het begin van de vijftiger jaren werd met de KJM de jeugdafdeling van de middengroepen opgericht. Het jaarlijkse herderkensbal en de estafetteloop "Dwars door Winkel" zijn altijd gewaardeerde initiatieven gebleven.

In 1958 werd André Debooserie de nieuwe secretaris, een taak die later door zijn zoon Jan werd overgenomen. Op 2/7/1961 werd het nieuwe lokaal de Kring geopend in aanwezigheid van de ministers De Gryse, De Quae en Declerck. De meest in het oog springende organisaties zijn de jaarlijkse kerstboomaktie en de tweejaarlijkse handelsbeurs.

3. De Christelijke Arbeidersbeweging

De eerste verkennende gesprekken dateren van rond de eeuwwisseling. Dit leidde tot deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen (Achiel Decouttere, Henri Delefortrie en August Vuylsteke) doch nog niet tot een echte organisatie. Een eerste poging kwam er wel in de winter van 1911-12. Deze mislukte omdat bezieler Petrus Wylin naar Amerika vertrok. De definitieve start kwam er op 26/12/1919. Vlaswerker Albric Devos, wever Edmond Vandenbussche en metsers Albriek Leenknecht en Jules Witdouck richtten in café den Engel de arbeidersbeweging op.

Op 4/2/1921 werd een coöperatieve winkel gestart en op 1/2/1922 werd de familieziekenbond Broederliefde opgericht. Alles werd op 6/2/1923 gebundeld door de oprichting van het ACV. Henri Wylin werd eerste voozitter, wat hij zou blijven tot in 1955. Op 5/12/1925 werd herberg de Sterre het lokaal van de nieuwe beweging.

De oprichting van de jeugdafdeling KAJ gebeurde op 30/5/1926. In dat jaar werden de afdelingen van Rollegem-Kapelle in de beweging opgenomen. Eveneens vanaf 1925 konden de arbeiders met hun spaargelden terecht in de Volksbank het huidige BACOB. De oprichting van de vrouwenafdeling gebeurde op 1/9/1932.

Gedurende WO II werden alle aktiviteiten verboden. Uit toegestane studiekringen groeide echter het latere KWB. Na de oorlog werd de laatste tak aan de organisatie toegevoegd door de oprichting van de KBG op 14/10/1954.

Het oude lokaal werd in 1956 afgebroken en op 12/5/1957 werden de nieuwe gebouwen ingehuldigd. Deze gebouwen werden definitief aangekocht in het jaar 1964.

4. Familieziekenbond Broederliefde

Ondanks het feit dat reeds van in de tweede eeuw Christelijke Broederschappen werden gesticht waardoor vrijwillige bijdragen werden gestort in liefdadigheidskassen om mensen in nood te helpen, bleef een dergelijke organisatie in landelijke gebieden tot op het einde van de negentiende eeuw vrijwel onbestaand. Na het verwerven van politieke onafhankelijkheid was er in het jonge België maar weinig plaats voor sociale bijstand.

In 1981 zorgde de wereldbrief RERUM NOVARUM voor de ommekeer. Sint-Eloois-Winkel was er vrij vroeg bij en reeds in 1893 werd de ziekenbond "Hulp in Troost" opgericht. De wet van 23/6/1894 zorgde voor erkenning. "Deugd en Vreugd" in 1898 als lijfrentekas opgericht, kon nu optimaal werken.

Gedurende WO I viel alle sociale werking stil. Na de oorlog werd de draad opnieuw opgenomen. In 1921 werd door het verbond der Christelijke Mutualiteiten aangedrongen op de oprichting van een plaatselijke afdeling. Met de stichting door het ACW van de Ziekenbond Broederliefde in januari 1922 werd die vraag meteen ingelost. De goedkeuring verscheen op 11/11/1922 in het Staatsblad. De eerste voorzitter was Jules Dedeurwaerder en Constant Witdouck was de eerste secretaris. Onmiddelijk werden 38 gezinnen met 140 leden aangesloten.

In 1926 werd de afdeling van Rollegem-Kapelle bij Broederliefde opgenomen. Daardoor groeide het ledenaantal in 1928 tot 1100. In dat jaar werd een moederkas opgericht die in een vergoeding voorzag voor een geboorte. De grensarbeid in deze sociaal moeilijke periode zorgde voor een grensarbeidersziekenbond in 1931. In 1932 werd Edmond Vandenbussche de eerste vrijgestelde. Het ledenaantal bleef intussen groeien van 1324 in 1935 tot 1539 in 1939.

Tijdens WO II viel de sociale bedrijvigheid opnieuw stil. Toch bleef het ledenaantal groeien tot 1847 eind 1944. Een tekort in de kas zorgde er wel voor dat de bijdragen verhoogd moesten worden.

Door de zelfstandigenkassen en landbouwerskassen bleef na de oorlog het ledenaantal groeien. Toen tenslotte in 1965 de verplichte verzekering bij de openbare diensten werd ingevoerd steeg het ledenaantal tot boven de 3500.

5. COO, de voorloper van het OCMW

Een eerste indicatie van een openbare onderstand is terug te vinden in de 16e eeuw. De Franse revolutie zorgde voor 2 instellingen: weldadigheidsburelen voor verzorging aan huis en de zorg voor hospitalisatie van behoeftigen..

In 1925 werden die in één commissie samengebracht de COO of commissie van de openbare onderstand, het latere OCMW. De diensten van de onderstandswoonst waren onmiddellijk in orde, doch het financiële luik werd echter pas in 1956 ingevuld. Deze takken werden tenslotte definitief geregeld door de wet van 1965.

6. De Socialistische arbeidersbeweging.

Ontstaan in 1920 in het kleine arbeidershuisje van Cyriel Demeyere, werd het lokaal ondergebracht in de Tramstatie. Onder druk van voorzitter Maurice Vermeire en van senator Henrie Dewaele werd in de Gullegemsestraat een perceel grond gekocht om er een eigen lokaal te bouwen. Dit lokaal werd geopend in oktober 1932. Veelvuldig wisselende uitbaters enerzijds en de oorlog anderzijds zorgden ervoor dat de beweging een moeilijke start kende, tot in 1956 de legendarische Kamiel Decock de nieuwe uitbater van het lokaal werd. De inhuldiging van de nieuwe vlag in 1969 was een hoogtepunt voor de beweging.

C. Ontstaan van belangrijke cultuurbewegingen in Winkel

1. Toneel

De oorsprong is te vinden rond 1870 in het kindertoneel van de zusters St-Vincentius. Volwassenentoneel was er toen nog niet. Na de verlenging van de leerplicht was er een ware toevloed van meisjes, maar Zuster Norberta dresseerde en regiseerde de meisjes en liet een verzorgd spectakel brengen.

De schoolstrijd van 1879-84 zorgde voor een splitsing in een gemeenteschool en een katholieke school. In de patronage, die bij de katholieke school gebouwd werd, kon voor het toneel een podium opgetrokken worden. De eerste toneelopvoering kwam er in 1881. Het toneel van het St-Vincentiusgemeenschap speelde toen vooral met leden van de Katholieke fanfare. Het patronaat werd als toneelzaal gebruikt tot 3/4/1921, waarna die vereniging verdween.

Daarna kwam er een nieuw genootschap. De toneelgilde "Deugd en Vreugd" telde 26 aktief spelende leden. Door de toneelgilde werden tal van grote stukken opgevoerd. Het genootschap dat toen "het toneel van de ééntjes" genoemd werd, bouwde de Kunstkring in de Smissestraat. Ze krikten hun toeschouwersaantal op door met vrouwenrollen te starten. Dat gebeurde voor het eerst in 1931 met het stuk "Onder één dak".

Tijdens WO II werd gespeeld onder leiding van Mr Notredame in zaal St-Sebastiaan. Onmiddellijk na de bevrijding kon het stuk "Vergeven en Vergeten" bijna niet doorgaan. Dreigementen en geweld van het verzet, dat hier politieke bedoelingen in zagen, werden in extremis verhinderd door Britse militairen.

Na de oorlog veranderde de naam in de "Verenigde vrienden" waaarmee het toneel in Winkel tot in de jaren 70 mooie dagen beleefde.

2. Muziek

Een juiste datum van de oorsprong van de muziekmaatschappijen is niet gekend. Rond 1870, toen de liberale familie Vanneste de touwtjes in handen had, werd een liberaal muziekkorps werd opgericht. De leden waren vooral liberaal gezinden en werklui in dienst bij de familie Vanneste. De katholieken onder impuls van pastoor Delie deden een tegenzet en richtten de fanfare St-Cecilia op. De fanfare boerde goed en na het overkomen van verschillende muzikanten van de liberale maatschappij werd deze laatste ontbonden. In 1892 kreeg de fanfare St-Cecilia haar eerste vlag.

Alles ging goed tot vlak na WO I. In 1920 viel de fanfare uiteen in 2 nieuwe maatschappijen. De gemeenteraadsverkiezingen van 1920 lagen aan de basis van deze scheiding. Uit de katholieke partij ontwikkelde zich de katholieke fanfare St-Cecilia, de fanfare van de tweeën. De katholieke fanfare nam haar intrek in de Vrede in de Kasteelstraat. Ze viel door onderlinge twisten uiteen in 1938. In oppositiekringen ontstond de harmonie "Kunst en Eer", de harmonie van de eentjes. Deze werd op 10/4/1920 opgericht. Via omzwervingen langs de Boerenbond en de Zon werd in 1925 een vaste stek gevonden in de Tramstatie. De grote bloei kwam er vanaf 1926. Tot aan WO II liepen beide maatschappijen in de processie, St-Cecilia vooraan en "Kunst en Eer" achteraan.

Na de oorlog werd uit "Kunst en Eer" de huidige harmonie de Kunstvrienden geboren. Oude politieke vetes werden vergeten en de harmonie ging onder impuls van meester Gabriël een nieuwe bloeiperiode tegemoet.

Bronnen: Praktische Gids Sint-Eloois-Winkel 1966-1976
Albric Grimonprez, Edmond Vandenbussche, Gerard Soens, H. Vanoosthuyze, Firmin Debusseré, Michel Oost, Dr. Robert Carton, Mr. Missiaen, Daniël Briddelance, André D'Halluin, Roger Vlieghe, Norbert Ghekiere
Eveneens dank aan Dirk De Reuck voor de eindcorrectie van deze tekst.

© Geert Vermaut 1998

Intern

Geografie
Geschiedenis
Bestuur
Sport
Kultuur
Jeugd
Evenementen
250 jaar

Links